
Er was eens een lief marsmannetje dat op zijn verjaardag een magisch cadeautje kreeg. Hij had het pakje, dat was verpakt in paars vloeipapier met een lila strik eromheen, nog niet opengemaakt. Het lag voor hem op de eettafel. Hij wist alleen dat het magisch was, omdat zijn pleegouders, meneer en mevrouw Van den Berg, dat hadden gezegd.
Eigenlijk was hij heel verdrietig vandaag, ook al was hij jarig. Dat kwam omdat hij zijn huis mistte en zijn vrienden en familie, juist op zijn verjaardag. Bento, zoals ons marsmannetje heette, was namelijk per ongeluk op onze planeet, de aarde, terechtgekomen.
Vandaag werd hij elf jaar, maar een groot feest zat er ook al niet in. Hij moest zich verborgen houden voor andere mensen. Niet omdat hij groen was, dat was hij niet. Mensen dachten altijd dat marsmannetjes groen waren, maar dat was onzin. Iemand op aarde had dat ooit bedacht en toen was iedereen dat gaan geloven en waren ze elkaar gaan napraten. Zoals mensen wel vaker deden, wat een beetje jammer was, omdat ze dan zelf niet meer goed nadachten. Zelf goed nadenken was juist zo belangrijk. Nee, Bento zag er op het eerste gezicht precies zo uit als een mens. Alleen was er, als je wat beter keek, een nogal opvallend verschil.
Wanneer Bento begon te praten en hij werd ergens enthousiast over – en dat was bijna altijd zo – dan kwamen er heel veel kleine rode vlammetjes uit zijn hoofd. Ze vlamden vanuit zijn voorhoofd, net boven zijn oren en vanuit zijn achterhoofd en kruin. Hij had dan een soort kroon van vlammetjes op. Dat was opvallend als je op aarde was, want mensen hadden dat niet. Op Mars viel het helemaal niet op; daar was Bento heel gewoon en onopvallend.
Alle marsbewoners waren doorgaans enthousiast, gepassioneerd en uitbundig, dus bij iedereen kwamen er vrijwel continu rode vlammetjes uit het hoofd. Marsbewoners waren veel drukker en feller dan mensen. Soms liep dat wel eens uit de hand en zag je complete kampvuren boven de hoofden verschijnen, maar het bleef bijna altijd gezellig.
Bento kon zich alleen aan de mensen op aarde vertonen als hij slaappillen slikte. Daar werd hij zo duf en suf van dat zijn enthousiasme erdoor verdween. Er kwamen dan ook geen rode vlammetjes meer uit zijn hoofd. Als hij ontdekt zou worden als marsmannetje op aarde, dan zouden er waarschijnlijk enge mensen komen die allerlei proeven op hem wilden uitvoeren. Dat mocht niet gebeuren. Maar ja, wie wilde er nu de hele dag duf en suf zijn in plaats van enthousiast? Okay, hij voelde ook wel eens iets anders dan enthousiasme. Dat hadden alle andere marsbewoners ook. Die voelden alles heel heftig en intensief. Verdriet, boosheid, of angst was net zo sterk als enthousiasme, blijdschap en vrolijkheid. Op Mars was dat normaal. Op aarde leek het wel alsof de meeste mensen probeerden om maar een heel klein beetje van alles te voelen en dan het liefst alleen maar een heel klein beetje vrolijkheid. Al die andere dingen die leken wel haast verboden. Terwijl ze er natuurlijk wel waren, maar de mensen deden alsof ze het niet voelden. Raar vond Bento dat. Je kon maar beter gewoon alles voelen, vond hij. Gelukkig waren er drie mensen op aarde bij wie hij wel zichzelf kon zijn en met hen zat hij nu om de eettafel terwijl ze wachtten tot hij zijn cadeautje zou uitpakken.
Bento woonde in huis bij meneer en mevrouw Van den Berg en hun tienjarige dochter Tara. Zij hadden hem gered toen hij zomaar pardoes van zijn planeet was gevallen. Laat me dat even uitleggen, want dat klinkt natuurlijk vreemd, zomaar van je planeet afvallen. Het was dan ook niet zomaar gebeurd.
Als we vanaf de aarde met een ruimteschip op Mars zouden landen, dan zou het lijken alsof daar helemaal niemand was. Geen teken van leven. Het enige wat we zouden zien, was een roodgekleurd steenachtig woestijnlandschap. Geen bomen, geen bewoners, geen planten en geen water. Maar het was er allemaal wel.
Op Mars was al het leven onzichtbaar gemaakt doordat er een schild over de planeet heen lag. Het was een onzichtbaarheidsschild. Dat was nodig, vond de koning van Mars. Al duizenden jaren hield de regering van Mars het heelal in de gaten. Ze keken hoe de bewoners op andere planeten zich gedroegen en wat ze zagen beviel hen niet. Ze zagen veel ruzie en oorlog. Wat de aarde betrof: daar ging het wel heel erg mis, vonden ze.
De mensen waren de aarde aan het vergiftigen. Niet alle mensen gelukkig. Er waren ook heel veel aardige en goede mensen. Toch hadden die niet kunnen voorkomen dat de lucht, de grond en het water al behoorlijk waren aangetast. Veel mensen behandelden elkaar niet eerlijk en misbruikten elkaar en andere wezens. Grondstoffen, zoals olie en gas werden razendsnel opgebruikt. Men leek te denken dat het niet op kon. Nou, dat kon het dus wel, wist de koning van Mars. Hij zag de bui al hangen: die aardbewoners zouden binnenkort op zoek gaan naar een andere planeet om te leven. Mooi niet, dacht hij en daar was zijn regering het mee eens.
Ze waren op Mars heel aardig en behulpzaam en er was zelfs erg veel ruimte, maar – zo vond de koning van Mars – die aardbewoners moesten eerst maar eens leren respectvoller om te gaan met hun eigen planeet. Anders zouden ze op Mars dezelfde rampen aanrichten. Daar zat hij niet op te wachten. Het was dan ook niet voor niets dat de regering van Mars ervoor zorgde dat het uiterlijk van de planeet onaantrekkelijk overkwam op mensen als die weer eens een verkenningssonde naar de planeet stuurden.
Rotsen, weinig tot geen water, geen bomen en planten. Men had er bovendien voor gezorgd dat aardbewoners dachten dat als er bewoners op Mars zouden zijn, dat oorlogszuchtige types waren. Het was prima dat aardbewoners Mars zagen als de planeet van de oorlog. Dat moest vooral zo blijven. Maar, zo had men bedacht, dat zou misschien niet genoeg zijn. Daarom hadden ze het zekere voor het onzekere genomen en al het leven onzichtbaar gemaakt. Voor Bento zag Mars er natuurlijk heel anders uit.
Bento zag medemarsbewoners die er eigenlijk bijna net zo uitzagen als mensen (behalve dan die vlammetjes uit hun hoofden). Ook waren er marsbewoners op vier poten, die leken een beetje op een combinatie van een krokodil en een hond en waren heel vriendelijk. En er waren bewoners met vleugels die wel iets weg hadden van hoe het eruit zou zien als een ooievaar en een kanarie jongen kregen. Zo waren er nog veel meer wezens met allemaal heel verschillend uiterlijk en gedrag. Net zoals op aarde. Het verschil was alleen dat op Mars alle wezens elkaar als gelijken zagen. Ze aten elkaar bijvoorbeeld niet op en ze deden elkaar nooit expres pijn. Als marsbewoner kon Bento ook het water zien en iets wat leek op de bomen en planten zoals we die op aarde kennen. De boomachtigen op Mars waren echter niet groen, maar okergeel en hun bladeren waren veel harder. En stuk voor stuk roken ze heel erg lekker, als je het moest vergelijken met iets op aarde dan hield de geur het midden tussen rozengeur en vers gebakken appeltaart.
Op een dag was Bento op Mars met zijn vriend Milo en zijn vriendin Sita verstoppertje aan het spelen bij een grote rotspartij. Dat soort grote rode rotsen zag je veel op de planeet. Toen Milo aan de beurt was om zich te verstoppen, hadden Bento en Sita heel lang gezocht voordat ze hem eindelijk hadden gevonden. Hij had zich verstopt in een enorm grote rots met daarin een gat dat net groot genoeg was voor de marskinderen om doorheen te kruipen. De rots was wel honderden meters lang en honderden meters breed. Allemaal waren ze erin gekropen. Binnen was het donker en spannend en ze hadden elkaar enge verhalen verteld. Net toen ze het koud begonnen te krijgen en besloten om weer naar buiten te kruipen waar het lekker warm was, was de grond op Mars gaan beven. Net zoals we dat op aarde kennen bij een aardbeving, alleen ging dat er op Mars veel en veel harder aan toe. Milo en Sita waren al buiten, maar Bento zat nog in de grote rots. De grond begon zo hard te beven dat er grote scheuren in de marsbodem ontstonden. De rots was losgeraakt en op een of andere manier van de planeet af het heelal in geslingerd. Het was maar gelukkig dat de rots zo groot was, anders zou Bento het niet overleefd hebben.
In de dampkring van de aarde, dat is de lucht die om onze planeet heen hangt en haar beschermt, botst zo’n steen namelijk met grote snelheid tegen allerlei deeltjes aan waardoor er hitte ontstaat en dingen verbranden. Meters en meters rots waren op die manier verbrand, maar er was nog net genoeg overgebleven om Bento te beschermen.
Toen Bento van zijn planeet af viel, was het op aarde al avond. In het donker zaten meneer en mevrouw Van den Berg een kopje koffie te drinken in de tuin van hun vrijstaande huis aan de rand van het bos toen ze opeens een felle lichtflits aan de hemel zagen. Ze dachten dat het een vallende ster was.
‘We mogen een wens doen,’ had mevrouw Van den Berg nog tegen haar man gezegd.
Meneer Van den Berg had een beetje gegrinnikt omdat hij dat onzin vond. Hij moest altijd lachen om zijn vrouw die een beroemde wetenschapper was, maar toch in dit soort dingen geloofde. Ze geloofde ook in engelen, de krachten van de maan en in klavertjes vier. Niet dat ze daarmee te koop liep, anders zouden haar collega’s haar maar raar vinden. Zo ging dat nu eenmaal. Nee, in de boeken die ze schreef vond je er niets over terug en als ze op televisie verscheen, als deskundige in een of ander praatprogramma, dan dacht je dat ze een heel zakelijke wat saaie dame was.
‘Toch doe ik een wens,’ zei mevrouw Van den Berg.
Meneer Van den Berg had berustend geknikt. Hij kon het haar niet kwalijk nemen, want hij wist precies wat ze zou wensen. En stiekem, diep van binnen, wenste hij met haar mee. Als die wens toch eens zou uitkomen, wat zouden ze dan allemaal gelukkig zijn. Zij en hun dochter Tara.
Tara was tien jaar oud, maar ze kon niet praten. Dat had ze nooit gekund. Het was haast niet mogelijk om contact met haar te krijgen. Daar waren haar vader en moeder erg verdrietig over. Ze waren bang dat Tara niet gelukkig was, maar ze konden het haar niet vragen omdat ze dan geen antwoord kregen.
Niet dat Tara dom was: ze las heel veel moeilijke boeken. Op een dag had ze voor het eerst een boek uit de boekenkast gepakt en was gaan lezen. Hoe ze dat had geleerd was een raadsel voor iedereen. Het waren boeken die veel te ingewikkeld moesten zijn voor een kind van haar leeftijd, maar ze las ze met de snelheid van het licht. Schrijven kon ze niet en als haar ouders iets tegen haar zeiden, of haar een knuffel gaven, dan reageerde ze daar niet op. Haar gezicht bleef uitdrukkingsloos en ze maakte geen enkel geluid. De enigen op wie ze reageerde waren hun twee katten, Floris en Flits. Hen aaide ze en als zij haar een kopje gaven, verscheen er een glimlach op haar gezicht. Vaak duwde ze haar hoofd in de vacht van een kat. Het dier leek dat prima te vinden want bleef dan doodstil liggen spinnen.
Terwijl meneer en mevrouw Van den Berg daar die avond zo in hun tuin zaten en naar de lucht keken, zagen ze de lichtflits steeds feller worden. Dit was wel een hele grote vallende ster, dacht mevrouw Van den Berg nog. Toen had er een gierend geluid geklonken.
Meneer en mevrouw Van den Berg zagen het vuur tussen de bomen verdwijnen en toen was er een harde dreun geweest. Alsof er een bom was ontploft. Heel kort, misschien maar een halve seconde, hadden ze elkaar verschrikt aangekeken, daarna waren ze opgesprongen en naar de bosrand gerend.
Niet ver daarvandaan lag, voor zover ze dat in het donker konden zien, een stuk rots van zo’n drie meter lang en drie meter breed met een klein gat erin. Later had Bento begrepen dat dat het enige was wat er nog van de enorme rots was overgebleven en dat de rest was verdampt in de dampkring. Mevrouw Van den Berg had ooit tegen hem gezegd dat hij vast een goede beschermengel had.
Stomverbaasd hadden meneer en mevrouw Van den Berg daar in het donkere bos gekeken hoe Bento uit de rots was geklommen. Met open mond hadden ze naar de rode vlammetjes boven zijn hoofd gestaard. Net zo verbaasd had hij hen aangekeken. Via zijn gedachten had hij aan hen gevraagd waar hij was en wie zij waren. Zo deed je dat op Mars: je praatte met elkaar door te denken en elkaars gedachten te lezen. Meneer en mevrouw Van den Berg verstonden hem natuurlijk niet en hadden tegen hem gepraat, maar Bento had alleen een soort onsamenhangende klanken gehoord. Mevrouw Van den Berg, die nu eenmaal een knappe wetenschapper was, had meteen aan het soort rots gezien dat Bento van een andere planeet kwam. Alleen wist ze nog niet meteen van welke planeet. Ze hadden de geschrokken jongen snel naar binnen gebracht en toen was er iets bijzonders gebeurd.
Tara, die al in bed had gelegen, was op het geluid afgekomen en stond in haar pyjama middenin de woonkamer. Meteen was ze op Bento afgelopen, had zijn handen gepakt en geglimlacht. Bento glimlachte ook en de vlammetjes boven zijn hoofd werden feller en groter. Tara verstond hem, besefte hij. Meteen had hij zich een heel klein beetje minder bang gevoeld.
Met zijn gedachten vertelde Bento aan Tara waar hij vandaan kwam en wat er gebeurd was. Hij vertelde haar dat hij bang was en dat hij niet wist waar hij was en dat hij hulp nodig had. De vlammetjes boven zijn hoofd werden nog feller en nog groter; het was bijna een kampvuur. Een beetje angstig keken meneer en mevrouw Van den Berg toe. Net toen ze hun dochter wilden losmaken van iets wat toch misschien gevaarlijk voor haar kon zijn, was het gebeurd. Een van de rode vlammetjes raakte Tara’s hoofd. Mevrouw Van den Berg had gegild, maar net zo snel als de vlam Tara had geraakt, zo snel doofde hij ook weer. Toen keerde Tara zich naar haar ouders. Voor het eerst leek ze hen echt aan te kijken. Ze opende haar mond.
Tara vertelde alles wat Bento haar duidelijk had gemaakt aan haar ouders. Vanaf die avond kon ze praten. Mevrouw Van den Berg had al wel honderd keer tegen haar man gezegd dat het kwam door de wens die ze had gedaan bij het zien van de vallende ster. Omdat ze een slimme wetenschapper was, had ze bedacht dat ze het effect ook andersom kon laten werken. Zo had ze ervoor gezorgd dat Bento ook kon praten en kon verstaan wat ze tegen hem zeiden. Maar dat was allemaal een half jaar geleden gebeurd. Vandaag was Bento jarig.
Bento keek naar het pakje dat voor hem op tafel lag. Allemaal keken ze hem verwachtingsvol aan. Hij begreep dat hij het open moest maken, maar hij voelde zich zo verdrietig omdat hij zijn planeet, familie en vrienden zo miste. Ook al was hij blij met zijn nieuwe familie en voelde hij wel dat ze van hem hielden.
Het pakje was ongeveer zo groot als een voetbal. Hij peuterde aan het plakband waarmee het paarse cadeaupapier was vastgemaakt. Het papier viel op de grond . Bento hield een pet in zijn handen. Het was een zwarte pet met een zwarte klep.
‘Mooi,’ zei hij. ‘Bedankt.’
Hij was er echt blij mee; rode vlammetjes dansten boven zijn hoofd.
Mevrouw Van den Berg lachte. ‘Dit is niet zomaar een pet, Bento. Zet hem maar eens op en loop met me mee naar de spiegel.’
Bento zette zijn nieuwe pet op en met z’n allen liepen ze naar de hal waar een hoge spiegel aan de muur hing.
‘Vertel me eens over iets wat je heel erg leuk vindt, Bento, en terwijl je dat doet, kijk je in de spiegel,’ zei mevrouw Van den Berg.
Bento moest even nadenken, maar toen wist hij iets. Meteen voelde hij het enthousiasme borrelen in zijn buik.
‘Nou, morgen gaan we een hond ophalen in het asiel, daar heb ik heel veel zin in,’ zei hij. Terwijl hij dat zei, keek hij in de spiegel, maar hij zag iets niet wat er wel moest zijn. Hij zag geen vlammetjes om zijn hoofd. Vragend keek hij mevrouw Van den Berg aan. Ze lachte en zei:
‘Ik heb deze pet voor je gemaakt, zodat je vanaf nu naar buiten kunt en met andere kinderen kunt spelen en met andere mensen kunt praten. En: ik werk aan een oplossing waardoor je terug kunt naar Mars, maar dat kan nog wel even duren. Zo makkelijk is dat niet. Tot die tijd, moet je het hier zo leuk hebben als het maar kan zijn.’
‘Dit is mijn mooiste verjaardag ooit,’ zei Bento en hij knuffelde Tara en haar ouders zonder dat er vlammetjes uit zijn hoofd kwamen.
Hij had nu al zin in morgen. Dan zouden ze de hond gaan halen en hij zou op straat kunnen lopen. Hij zou andere mensen gaan ontmoeten en vrienden maken. En als mevrouw Van den Berg zo’n pet kon maken, dan kon ze er vast ook voor zorgen dat hij op een dag terug zou kunnen naar Mars. Dat wist hij zeker.
Bento was blij dat de familie Van den Berg een bijzondere familie was en heel erg vredelievend. Zo zou het geheim van Mars tenminste goed bewaard blijven. En jij, die dit verhaal leest: niet verder vertellen hoor!
Dit verhaal is onderdeel van het verhalenproject dat ik startte tijdens de corona-crisis, maart 2020. De beginzin: ‘Er was eens een lief marsmannetje dat op zijn verjaardag een magisch cadeautje kreeg,’ is van Martin van der Velde.Geschreven door Manon Brinkman – © 2020