
Op mijn fiets op weg naar de supermarkt dacht ik : Is this the world that we created? Ik zag er nu al tegenop; mijn vorige boodschappensessie nog vers in mijn geheugen. Het leek wel alsof iedereen dacht: ik wil alles hebben en ik wil het nu meteen hebben. Ik, ik, ik. Maar ik was hier niet alleen voor mezelf. Vandaag niet. Ik moest niet vergeten een bosje tulpen mee te nemen straks.
Nu er bijna niemand meer met het openbaar vervoer reisde, voelde het alsof ik in een peloton fietsers verzeild was geraakt. Nu wilde iedereen opeens fietsen. Fred aan kop, becommentarieerde ik. Was dat maar waar; zo snel was ik niet meer op mijn vijfentachtigste.
Al vanaf een afstandje zag ik het: de fietsenrekken voor de Albert Heijn waren weer overvol. Zo was het vorige week ook geweest. Dan maar tegen de zijmuur van de winkel parkeren, bij de ruïne-achtige resten van wat ooit de hoofdingang was geweest. Je kon deze supermarkt alleen nog maar via een vrij smalle handmatig te openen deur aan de zijkant betreden. Lekker handig nu. Een paar weken geleden hadden onverlaten een ramkraak uitgevoerd op de geldautomaat die in de winkel gevestigd was. Soms vroeg ik me wel eens af: Is dit de echte wereld? Of is het een verzinsel? Bij het ontploffen van de explosieven hadden de mensen in de appartementen boven de winkel hun huizen op hun grondvesten voelen dreunen en gedacht dat het einde van de wereld was aangebroken. Ze hadden eens moeten weten. Alles was relatief.
Ik klikte het beugelslot van mijn fiets dicht en slingerde het kettingslot van het voor- naar het achterwiel. Een maand geleden had ik het niet in mijn hoofd gehaald om mijn gloednieuwe vervoersmiddel zo nonchalant te parkeren, zonder haar ergens aan vast te maken, maar nu? Je deed wat je kon; meer was niet mogelijk.
Eergisteren had ik gekeken naar de toespraak van de koning, op tv. Dat deed hij zoals het een koning betaamde, vond ik, al was ik blij dat hij geen kroon had gedragen. Toch had ik het fijn gevonden als de koningin zich ook even had laten zien en iets opbeurends had gezegd. Ik was een absolute fan van de koningin. Haar stralende lach en warme intelligente uitstraling gaven me altijd het gevoel dat ze alles onder controle had en rampen kon trotseren. Maar goed, zo werkte het protocol natuurlijk niet. Dat begreep ik ook wel. Graag had ik zo’n dochter gehad als zij, maar ik had geen kinderen.
Tot nu toe was ik altijd tevreden geweest met mijn bestaan als single, maar de laatste weken begon ik te twijfelen aan de juistheid van mijn keuzes. Over de balkonrand buigend had ik gisteren even met mijn onderbuurman Rogier, mijn leeftijdsgenoot van 2 Hg nummer 80, gesproken. Het had me – en ik was daar niet trots op – moeite gekost om geen jaloezie te voelen. Zijn zoon John bracht hem zijn boodschappen, zodat hij geen risico hoefde te lopen in de supermarkt. Hij Facetimede met zijn kleinkinderen. Trots had hij mij een tekening van Kwik, Kwek en Kwak laten zien, gemaakt door zijn zesjarige kleinzoon. Zijn dochter had zowat een compleet tuincentrum bij hem afgeleverd. Daarmee kon hij een balkonmoestuin aanleggen met tomaatplantjes, een complete kruidentuin, radijsjes en sla. Nu had ik een ontzettend aardige buurman en hij zou zijn oogst vast en zeker met me delen, maar daar ging het niet om. Het idee dat er iemand was die naar je omkeek en voor je zorgde. Ik haalde diep adem. Nu het nog kon.
Het binnenlopen van de supermarkt, voelde als het betreden van de frontlinie. Ik schudde mijn hoofd: niet zo dramatisch Fred, kom op, hou jezelf bij elkaar. Ik moest iets overwinnen bij het aanraken van het boodschappenkarretje, maar dat lukte. Niet je gezicht aanraken, prentte ik mezelf in. Zo voorzichtig mogelijk liep ik door de poortjes, waarbij ik probeerde van iedereen anderhalve meter afstand te bewaren. Kansloos natuurlijk. Het leek hier wel de Kalverstraat op zaterdagmiddag. Ik probeerde mijn uitademingen zo lang mogelijk te maken, zodat ik minder hoefde in te ademen. Niet dat ik echt geloofde dat dat hielp, maar je moest toch wat. Gelukkig had ik een boodschappenlijst gemaakt op volgorde van de ligging van de artikelen. Zo hoefde ik nergens langer stil te staan dan nodig en kon ik zo snel mogelijk weer de frisse lucht in. Sommige mensen hadden een mondkapje op, anderen droegen handschoenen. Zou het helpen? Ik vroeg het me af. Aan deze realiteit kon je nu eenmaal niet ontsnappen.
Mensen stuurden hun karretjes op topsnelheid door de winkel en ik realiseerde me hoezeer we met z’n allen onder druk stonden. Het was natuurlijk ook eng, zo’n virus dat leek te zeggen: probeer me nu maar niet te stoppen, want ik heb het prima naar mijn zin. Vanuit het perspectief van dat virus was dat natuurlijk ook zo. Dat verspreidde zich met de snelheid van het licht over de wereld en had de kracht van een atoombom. Het voelde zich onkwetsbaar (als het al kon voelen). Maar dan kende het de mensheid nog niet. Ha. Ik pakte een netje sinaasappels, goed voor de vitamine C. Mij kregen ze niet klein.
Wat wel apart was, was dat deze hele situatie me iets had doen inzien, dacht ik, terwijl ik na een korte aarzeling toch zes rollen toiletpapier (die ik niet op mijn lijstje had gezet) in mijn karretje laadde. De laatste jaren had ik eigenlijk gedacht dat mijn leven wel zo’n beetje klaar was. Nu gingen we natuurlijk allemaal dood en wie wilde er nu voor eeuwig leven, maar bij mij had het vormen aangenomen waarbij ik als ik ging slapen stiekem hoopte dat ik de volgende ochtend niet wakker zou worden. Ik pakte twee potjes rode pastasaus, lekker makkelijk en best te eten.
Ik vond de wereld zo vervreemdend de laatste jaren. Soms had ik het gevoel dat ik langzaam maar zeker gek werd. Juist door die hele online-cultuur die het echte contact leek te vervangen. Nu was dat ineens anders.
Voor het schap met de kant-en-klare soepjes aarzelde ik even. Op zich had ik daar al een hele voorraad van in huis. Toch maar vier zakjes champginonsoep meenemen.
Sinds een paar weken had ik contact met een paar mensen die ik al enige tijd uit het oog was verloren. Online, maar toch. Mensen die normaal te druk waren met hun sociale leven, maar nu tijd over hadden en blijkbaar dachten: laten we eens even kijken of Fred nog leeft. Daar had ik van alles van kunnen vinden en ik had er allerlei principiële onzin op kunnen loslaten, maar ik had ervoor gekozen om dat niet te doen en vrolijk op hun schrijfsels in te gaan. Doorrijdend richting wijn, dacht ik aan het telefoongesprek dat ik had gevoerd met een goede vriend die ik altijd erg waardeerde, maar aan wie ik dat eigenlijk nooit echt kenbaar had gemaakt. Gisteren had ik vrij emotioneel gezegd dat hij mijn beste vriend was. Het was een mooi moment geweest.
Op aanraden van een vriendin van vroeger was ik zelfs op Facebook gegaan. Sinds ongeveer een jaar woonde ze maar een paar straten van mij vandaan. Had ik dat maar eerder geweten! Ik had Maya altijd al een leuk mens gevonden, maar we waren elkaar uit het oog ver Inmiddels had ik, ook op haar advies, WhatsApp geïnstalleerd. We sliepen nauwelijks en zaten de halve nacht met elkaar te appen. Het was een soort magie. Ik laadde twee flessen wijn in. Misschien konden we binnenkort toch even ergens op een rustige plek afspreken en een glaasje drinken met genoeg ruimte tussen ons in. Hoe was het mogelijk? Ontmoette ik eindelijk iemand die wel eens de liefde van mijn leven zou kunnen zijn; moest je anderhalve meter afstand houden.
Vlug pakte ik twee pakjes rijst: een voor haar en een voor mij. Ik zou haar verrassen met een gezellig pakketje boodschappen. Bijna werd ik opzij geduwd door een man die zijn boodschappenwagen als stormram leek te gebruiken. Ik zou willen dat ik een manier wist om los te breken uit deze gekte, maar ik zat er nu eenmaal middenin. Al mocht ik absoluut niet klagen.
Er waren zoveel mensen die er op dit moment veel slechter voor stonden dan ik. Mijn hart brak voor hen. Wat te denken van de arbeidsmigranten die geen fatsoenlijke huisvesting hadden en nu een enorm risico liepen op besmetting? Dankzij hen kon ik al deze boodschappen in mijn karretje laden. Juist hen hadden we als maatschappij nauwelijks zien staan. Alsof het onzichtbare mensen waren. Ik maakte me zorgen over de daklozen, hoe moesten zij deze tijd doorkomen? En de mensen die afhankelijk waren van voedselbanken? Ik kon wel janken ineens, maar ik wist dat ik daar niemand mee hielp. Om nog maar te zwijgen over de mensen die nu ziek waren, of die iemand hadden verloren door het virus. Als ik thuis was, ging ik nadenken over wat ik kon doen om anderen te helpen. En ik ging het er met Maya over hebben. Wat dat betrof, was deze hele situatie verschrikkelijk en bijzonder tegelijk.
Het belangrijkste was dat ik niet in paniek raakte: alles moest gewoon doorgaan. Blijven glimlachen. De moed erin houden, ook al brokkelden allerlei andere zaken af. Nieuwe manieren vinden, transformeren, zoals de rups die een vlinder werd. Zo moesten we zien te denken: dat kon ons vleugels geven en daardoor konden we oplossingen vinden waaraan we niet eerder hadden gedacht.
In het pad met babyvoeding was het extra druk, maar ik moest er zijn omdat ik zakdoekjes nodig had die daar ook lagen. Ik nam een diepe teug adem voordat ik me in de drukte begaf. Hoorde ik snikken? Ik keek om. Een vrouw stond huilend voor een leeg schap. Zomaar tegen niemand in het bijzonder en tegelijkertijd tegen iedereen zei ze: ‘Ik heb overal al gezocht, maar ze hebben het nergens meer.’ Ze noemde een of ander specifiek merk, blijkbaar het enige wat haar baby kon verdragen. Ik zag een man met een volle kar naar haar toe lopen. ‘Wil je er een paar van mij? Ik heb er wel genoeg.’ Dankbaar nam ze de potjes van hem aan. Ik kreeg tranen in mijn ogen en bedacht dat zolang we dat ogenschijnlijk kleine iets wat liefde was maar hadden, er hoop was en we deze gekte te boven zouden komen.
We waren ten slotte overwinnaars. Het zou ons lukken om het wonder voor elkaar te krijgen, zodat het uiteindelijk voor iedereen een hemel op aarde kon zijn.
Dit verhaal is onderdeel van het verhalenproject dat ik startte tijdens de corona-crisis, maart 2020. De beginzin: Op mijn fiets op weg naar de supermarkt dacht ik : Is this the world that we created?’ is van Erik Neep. (dit verhaal is ook een puzzeltje – er is een rode draad in verborgen – hint: muziek!) Geschreven door Manon Brinkman – © 2020