
Je zult het nooit geloven, dat doen de meeste mensen niet althans. Naast mij, in het huis van buurvrouw Berna woont een kat. Zijn naam is Erik en het is misschien raar, want dat beest dat speelt gitaar.
En als je hem hoort spelen, en echt waar, dat doet hij vaak, dan weet je vrijwel zeker: dit beestje heeft een taak. Zijn naam is, voor een kat, toch zeker vrij bijzonder, maar die gitaar, nou ja, dat is wel een echt wonder.
Eigenlijk is het feitelijk zo dat Erik niet bij buurvrouw Berna woont. Nee, de buurvrouw woont bij hem (met haar twee honden). Zij worden, tja, hoe zeg je dat, gedoogd. Want Erik is, hoewel gitaarbespeler, toch ook wel heus een echte kater. En die hebben mensen. En niet andersom.
Misschien was het de lente, of de kriebels in zijn buik, of was het poes Katinka die hem weer eens niet zag staan? Hoe dan ook, ’t was op een dag dat deze fijnbesnaarde spinner dacht: het is toch best wel zonde, dat mijn publiek alleen bestaat uit Berna en twee honden.
Lag het aan zijn repertoire? Was Bach wellicht te zwaar? Of was het omdat hij een kat was en men hem – nog voordat hij een noot had gespeeld – al in de categorie ‘kattengejank’ had geplaatst? Was zijn zwart-witte vacht niet in de mode? Hoe dan ook, het maakte niet uit, Erik wilde publiek – maar eigenlijk als hij heel eerlijk was – wilde hij vooral een bruid. Niet zomaar een, maar Poes Katinka, met haar helderwitte vacht en haar stralend groene ogen, echt, hij smolt al als hij aan haar dacht.
Zo kwam het dat Erik besloot advies in te winnen en hij sprak tegen Buurvrouw Berna: Je zult het nooit geloven, dat doen de meeste mensen niet althans. Naast ons, woont een man. Zijn naam is Martijn en het is misschien raar, want die man die speelt gitaar. En of je het nu wilt of niet: ik ga bij hem in de leer.
Maar Buurvrouw Berna vond het niet raar. ‘Ga jij maar, Erik,’ zei ze en ze kriebelde hem achter zijn oren. Dat vond Erik fijn en spinnend vertrok hij.
Met zijn kleine gitaar op zijn rug, sprong Erik over de schutting, balancerend met zijn glanzende zwarte staart, hup in de achtertuin van Buurman Martijn. Vanaf de vensterbank voor het keukenraam zag hij daar de buurman staan. Die was blijkbaar net aan het koken, zijn timing was weer eens perfect. Kippenpootjes rook hij en ook spekjes: het contact was snel gelegd.
Buurman Martijn keek best verwonderd, toen hij Erik daar zag staan. Maar hij was wel wat gewend en opende het raam. Samen dronken ze het een en ander en de kip die werd gedeeld, maar pas na het tweede biertje durfde Erik het te vragen. Kon Martijn hem ook publiek bezorgen? Erik orakelde wat over volle zalen. Ach, rookgordijnen verschenen alom en zijn miauw sloeg telkens over. Hij wilde er ook bij leren zingen, net als Buurman Martijn. En okay, hij ging wat ver, maar gelukkig had Martijn hem door.
Wat dacht je van een klein concertje? Alleen gitaar en zonder zang. Behapbare doelen, vond Buurman Martijn. Voor Buurvrouw Berna, de twee honden, mij en mijn gezin, overbuurman Boonstra, en Poes Katinka. Bij die laatste twee woorden was Kater Erik om. Want wat konden Ahoy en Gelredome hem schelen, als Katinka er maar was. Al had hij dan wel alvast een dringende kwestie. Hij vroeg het met zijn zachtste mauw: of Buurman Martijn dan aan Poes Katinka zou willen vragen of ze ook kwam luisteren. Dat wilde Martijn wel doen.
En je zult het niet geloven, dat doen de meeste mensen niet althans, maar dit verhaal heeft een wel heel erg happy end. Erik studeerde vrolijk een jaar gitaar. Geen Bach en ook geen Brahms, maar geïnspireerd door Buurman Martijn werd het rock en blues, wat folk en pop.
Zo kwam het dan dat een jaar later, op een zonnig lentedagje, Buurman Martijn een partytent in zijn tuin had doen verrijzen. Overal waren tafels met drankjes en hapjes en natuurlijk volop kippenpootjes. Op het gras, in mooie stoeltjes, zaten Buurvrouw Berna (aan haar voeten de twee honden) Overbuurman Boonstra (die zijn kleindochter Veronique had meegenomen) natuurlijk Buurman Martijn zelf met zijn gezin en helemaal vooraan, op de allerzachtste ligstoel Poes Katinka.
Erik speelde ‘I’m on fire’ van Bruce Springsteen en nog veel meer in die trant. Hij wisselde zelfs af met ukelele. Alsof zijn leven ervan afhing. En dat was ook eigenlijk zo. Dus het mooiste had hij tot het laatst bewaard. Dat was ‘All I need’ van Bruce.
Terwijl hij speelde en Buurman Martijn – zoals vooraf afgesproken – Poes Katinka een kippenpootje aanreikte, kneep Kater Erik weloverwogen met zijn ogen en bewoog zijn elastische lijf ritmisch op de muziek. En hoewel hij niet kon zingen, spinde hij zo hard dat het haast net zo goed klonk als zang. Vond hij zelf.
Toen Katinka zich uitrekte, hem aankeek en met haar ogen kneep, miste hij haast een noot.
En ach, de rest, die is historie. Het was lente, weet je nog?
Dit verhaal is onderdeel van het verhalenproject dat ik startte tijdens de corona-crisis, maart 2020. De beginzin: ‘ Je zult het nooit geloven, dat doen de meeste mensen niet althans. Naast mij, in het huis van buurvrouw Berna woont een kat. Zijn naam is Erik en het is misschien raar, want dat beest dat speelt gitaar,’ is van Martijn Hoenen (die mij later vertelde dat hij deze zin had doorgegeven geïnspireerd op het lied Erik van The Kik) . Geschreven door Manon Brinkman – © 2020