
Dat die kers op de taart nu uit deze hoek moet komen. Was het wel een kers? Of wilde ze er dat per se in zien? Omdat er nu eenmaal een kers moest zijn? Het was misschien beter als de cake ongeglazuurd bleef. Overzichtelijk, veilig en behapbaar.
Nu al had Simone haast het gevoel dat ze vreemdging. Dat was onzin, hield ze zichzelf voor. Het kwam omdat ze zich schuldig voelde. Sanna was vele kilometers van haar verwijderd. Gestrand op het cruiseschip waar ze was beland op – nota bene – haar aandringen. Sinds het ongeluk waren ze niet meer op vakantie geweest. Zelf vond ze dat geen ramp, wat Sanna veelzeggend vond, want vroeger was Simone een echte wereldreizigster geweest. Zo hadden ze elkaar ooit leren kennen: backpackend door Australië. Het voelde als langer dan lang geleden. Zoals alles eigenlijk.
Er waren twee werelden. De wereld van ‘voor’ en de wereld van ‘na’. Daar zat niets tussen. Voor en na waren naadloos in elkaar overgegaan. Zonder waarschuwing, zonder de kans om je voor te bereiden. Vaak vroeg ze zich af wat ze zou hebben gedaan als ze het van tevoren had geweten. Als ze die ochtend, nu twee jaar geleden, terwijl ze haar fietssleutel in het slot van haar fiets omdraaide, een soort visioen had gekregen. Eén beeldje maar. Van het kruispunt bij de Heineken Brouwerij en die witte auto. Als een rode vlag. Maar had ze ooit naar rode vlaggen gehandeld? Ze hoorde haar eigen schampere lachje. Gold dat ook voor vandaag en de ontmoeting die over een uur zou plaatsvinden?
Simone draaide haar rolstoel en bewoog zich richting raam. Drie hoog woonde ze. Zonder balkon. Niemand had hier een balkon. Dat was nu extra jammer, want de gezamenlijke tuin mocht niet meer gebruikt worden. Het restaurant trouwens ook niet. Afstand houden van elkaar, was de boodschap.. Al was het een kleinschalig verpleeghuis; met tachtig mensen in een tuin van zestig vierkante meter, kon je geen anderhalve meter afstand bewaren. Stom virus dat geen rekening hield met persoonlijke situaties.
Voor de zoveelste keer pijnigde ze zichzelf met de vraag waarom ze er zo op had aangedrongen dat Sanna alleen op vakantie moest gaan. Ze wist het antwoord: ze had het haar gegund. Ze beet op haar lip. Nee, ze ging niet huilen. Het werd vandaag een leuke dag.
Zelfs in de vage weerspiegeling in het glas van het raam dat uitkeek op de parkeerplaats, waren haar ogen en lippen duidelijk zichtbaar. Dat kwam door de make-up waarmee Johan haar vanmorgen had geholpen. Dat vond ze lief van hem. De afdeling was zwaar onderbezet, veel personeel was ziek, maar hier had hij tijd voor gemaakt. Ze had al twee jaar geen make-up meer opgesmeerd. Had er het nut niet van ingezien. Waar was ze mee bezig?
Tien jaar geleden had ze Mark ontmoet in Cuba, waar ze allebei per ongeluk, ieder afzonderlijk, in een wijk waren beland waar ze iets teveel opvielen als toeristen. Bij de plek waar een taxi te vinden zou zijn, had Mark haar in haar telefoon horen praten. Opgelucht dat hij Nederlands hoorde, had hij contact gemaakt en samen waren ze min of meer naar veilige oorden gevlucht. Eenmaal in de bewoonde wereld werd de adrenalinekick afgereageerd met margarita’s en seks. Terug in Amsterdam beleefden ze vier geweldige maanden. Daarna waren ze tot hun eigen verrassing door hun gespreksstof heen. Ze waren niet met ruzie uit elkaar gegaan, maar ook geen goede vrienden gebleven. Een soort afstandsvriendschap was het geworden, via af en toe een Facebook-like, of het doorsturen van een recept. Meer niet. Mark had het druk met zijn vrouw, twee kleuters en met zijn glazenwassersbedrijf. Toch was juist hij het die over een half uur hier op de parkeerplaats zou staan om een ladder uit te laden. Ze had het Sanna gisteravond, tijdens het Facetimen, niet verteld. Daar had ze nu spijt van.
Het bericht dat er geen bezoek meer in verpleeghuizen werd toegelaten vanwege besmettingsgevaar, was geen totale verrassing geweest, maar had veel mensen hard geraakt. Zelf was ze al twee weken gewend aan de afwezigheid van haar geliefde. Sanna en zij hadden een soort ritme ontwikkeld in het Facetimen. Dat ze nog wel haar ouders, hun hond en een lieve vriendin kon zien, hier, bij hen thuis en in het park, had het gemis draaglijker gemaakt. Nu dat ook niet meer kon en ze niet wist of ze Sanna ooit nog terug zou zien – nee, ze stond zichzelf die gedachte niet toe – hoe lang het zou duren voordat ze Sanna hoe dan ook weer terug zou zien – was ze die avond ingestort. Drie gehuilde Facetimegesprekken verder, was er ineens een Messengerbericht verschenen. Van Mark.
“Lieve Simone, toen ik het bericht vanavond hoorde, dat er geen bezoek meer in verpleeghuizen mag komen, dacht ik natuurlijk meteen aan jou. En eigenlijk aan nog meer mensen. Zoals mijn oma en opa en een vriend die ook allemaal in instellingen wonen waar nu niemand meer mag komen. En ik dacht: ik heb ladders! Als het niet binnen kan, dan doen we toch buiten? Verzin een list! Je weet het, dat was altijd al mijn motto. Goed, mijn plan is om met mijn aanhanger langs te gaan, mijn ladder op te zetten en via het raam koffie (of wat dan ook, haha, Margarita’s?) te drinken en bij te praten. Het is misschien raar, want we hebben elkaar in geen jaren gezien, maar zou je het leuk vinden als ik morgen voor je raam sta? Zo ja, geef me ff precies je adres enzo. Liefs, Mark”
Ze had ja gezegd. Maar ze zou geen Margarita drinken, dat stond vast. Haar telefoon piepte. Daar zou je hem hebben.
‘Ik sta voor je raam, doe jij open?’ appte hij.
‘Ik kom eraan,’ appte zij.
Ze reed naar voren en duwde de knop in waarmee ze het raam kon laten openschuiven. Vanuit haar rolstoel kon ze net niet boven de vensterbank uitkomen, dus ze kon hem nog niet zien. Ze luisterde naar het gekletter van wat waarschijnlijk het uitladen van de ladder was, toen ze de vertrouwde Facetime beltoon hoorde.
Niet antwoorden was geen optie. Ze kon haar vriendin die in angst op een besmet cruiseschip vastzat niet in de steek laten, dus reed ze naar de salontafel en beantwoordde de oproep. Sanna’s vertrouwde gezicht verscheen. Het stond vrolijk. Voor het eerst in tijden.
‘We gaan naar Marseille en daar mogen we waarschijnlijk van boord,’ zei ze.
‘Wat geweldig,’ zei Simone. Het was alsof ze zojuist te horen had gekregen dat ze een of andere hoofdprijs had gewonnen. Dat was natuurlijk ook zo. Door haar tranen heen zag ze boven de vensterbank de twee grijsachtige punten van de ladder verschijnen.
‘Is alles wel goed met jou?’ vroeg Sanna.
‘Ja, prima, alleen: ik krijg zo bezoek. Nu eigenlijk.’
‘Bezoek? Hoezo? Dat mag toch niet meer?’
Snel ratelde ze dan toch maar het hele verhaal eruit. Even was het stil aan de andere kant, toen schaterde Sanna.
‘Dit is het meest komische wat ik in twee weken heb gehoord. Ga jij lekker je glazenwasser een kopje koffie aanbieden. We spreken elkaar daarna wel. I love you!’
Sanna had de afgelopen twee jaar nog nooit zo dichtbij gevoeld als nu, realiseerde ze zich, terwijl ze richting raam reed waar het hoofd van Mark verscheen.
‘Goedemorgen!’ riep hij vrolijk.
‘Ha die Mark, dat is nog eens een binnenkomer,’ zei ze.
Meteen bij het oogcontact, wist ze dat het goed was. Geen rode vlag, zelfs geen gele. Het was meer zo’n vlag zoals je ze zag wapperen met koningsdag.
Hij hees een blauwe rugzak over de vensterbank met de woorden dat daar de taart in zat. Ze pakte het ding op en vond tompouces.
‘Die hadden de minste kans om verpletterd te raken tijdens het vervoer,’ zei hij. ‘En die kan ik een soort van afhappen.’
Hij was nog net zo praktisch als vroeger. Ze schonk koffie voor hem in uit de thermoskan die klaarstond. Het leven was goed, ondanks alles. Sanna was ver weg, maar toch dichtbij. Ze voelde zich een beetje zoals ze zich voorstelde dat het ging als je blind werd. Hoe je dan via andere zintuigen dan de ogen steeds meer leert ervaren. Zo voelde dat met Sanna nu. De verbinding tussen hun harten werd met de dag sterker. En, het mooiste was: dit was een tijdelijke blindheid. Ze zouden elkaar weer kunnen aanraken. Met nog meer liefde dan eerst. En Mark, die ze anders waarschijnlijk nooit meer had gezien, stond hier voor haar raam als een soort vleugelloze engel. Ze had zojuist de kans gekregen hem opnieuw te ontmoeten. Ze reikte hem een beker koffie aan.
‘Jij wordt voorlopig mijn nieuwe Starbucks,’ zei hij. ‘Maar vertel, hoe gaat het met je?’
Ze bracht de tompouce naar haar mond en keek naar de roze bovenkant. Glazuur genoeg, dacht ze.
Dit verhaal is onderdeel van het verhalenproject dat ik startte tijdens de corona-crisis, maart 2020. De beginzin: ‘ Dat die kers op de taart nu uit deze hoek moet komen,’ is van Helen le Roy. Geschreven door Manon Brinkman – © 2020